Na afloop van de laatste ijstijd vult de droge Noordzee zich weer.
Zo’n 7000 jaar geleden is er 12 kilometer boven Ameland een kustlijn ontstaan. De zeespiegel is dan nog ongeveer 13 meter lager dan tegenwoordig. De kust is voor mensen bereikbaar vanaf de hogere gronden.
Belangrijke vondsten zijn de beide ‘Hakken’ gemaakt van dierenbotten.
In de stukken bot is een rond gat geboord waarin een steel gezeten heeft. Deze zijn onlangs op het strand gevonden en waarschijnlijk met zandsuppleties vanaf 12 kilometer boven Ameland aangevoerd.
Beide duiden op landbouwkundig gebruik. Het zijn de meest noordelijke sporen van bewoning in Nederland.
De Noordzee vult zich gedurende deze periode en schuift een zandige kustlijn voor zich uit die in ons deel van de Noordzee van noord naar zuid beweegt.
Rond 5000 jaar geleden ontstond een waddengebied met aan de Noordzee zijde eilanden. Mogelijk is drinkwatergebrek een probleem geweest voor de eerste bewoners.
Kwelders strekken zich uit tussen de duinen en de Waddenzee. De rijkdom aan voedsel en de vruchtbare kwelders trekken bewoners aan.
Uit pollenonderzoek (stuifmeel van planten dat zich in de bodemlagen bevindt) blijkt dat Ameland na 670 A.D. bewoond is geweest. Onduidelijk is of dit al permanent het geval was.
J. Krol (Natuurcentrum Ameland), A.P. Oost & J.M. Stam (Rijksinstituut voor Kust en Zee) m.m.v. T. Overdiep, A. Prakken, J. Swierstra, (Rijkswaterstaat Directie Noord-Nederland) & W. Prummel (Letterenfaculteit, Rijksuniversiteit Groningen).
In het begin van onze jaartelling ligt de eilandenboog vermoedelijk iets noordwaarts van de huidige eilandenboog, maar strekt het eiland Vlieland al zo ver zuidwaarts dat de noordkust van het huidige oostelijke deel van het eiland er al onder viel.
Rond het jaar 0 liggen er in totaal vanaf de Rijnmonding tot Esbjerg zo’n 23 eilanden. Dit wijst er, samen met modelmatige reconstructies van de getijhoogte, op dat vermoedelijk de getijdenverschil in die tijd iets kleiner is dan tegenwoordig. Daarom zullen over het algemeen de Waddeneilanden in die tijd dan ook gemiddeld iets langer zijn geweest.
Niettemin wijzen geologische gegevens erop dat Ameland waarschijnlijk tot in de vroege middeleeuwen bestond uit tenminste twee eilanden.
De Romeinse bronnen vermeldden, naast Bureana (Borkum?), een eiland Abalus/Austeravia/Actania wat Ameland of Oostergo kan zijn geweest, hoewel de amberrijkdom ervan eerder doet denken aan een Balthisch eiland.
Oostelijk van Buren bevindt zich rond het jaar 0 een tot 17 meter diepe (onder gemiddeld -hoogwater) inham, terwijl zuidoostelijk van Buren zich een intergetijdeplaat moet hebben bevonden.
De inham was rond het jaar 800 al minder dan 5 meter diep.
Zuidwestelijk van Hollum bij de dijk lag rond het jaar 0 een 18 meter diepe geul, terwijl ter hoogte van het Paardengraf zich een intergetijdeplaat bevond.
Rond 800 A.D. was de intergetijdeplaat al veranderd in een duingebied.
Vermoedelijk zijn de duinen op het eiland, dat iets noordelijk van de huidige positie van Ameland ligt, niet veel hoger dan 6-7 meter, vergelijkbaar met in Holland. Zij vormen in de droge jaren de enige bron van zoetwater.
De duinen hoeven geen aaneengesloten keten te hebben gevormd. Aan de wadzijde ligt een strook kwelder, die in de zomermaanden begroeid was. Volgens de meest recente gegevens ligt de HW-lijn rond het jaar 0 zo’n 1,5 m. lager dan tegenwoordig. Gemiddeld zeeniveau zal ruwweg iets minder dan 1,5 m. lager hebben gestaan dan tegenwoordig.
Tijdens sterke oostenwind daalt het water maximaal 1-2 m. extra. Tijdens sterke NW-wind stijgt het water maximaal 2-3 m. extra. Bijna het gehele eiland raakt met stormtij overspoeld. Het Waddengebied erachter staat in verbinding met de zee via geulen en kent dus een getij.
Uit de beschrijvingen van de Romeinen, de schaarse beschrijvingen uit de duistere Middeleeuwen en reconstructies blijkt dat een uitgestrekt Waddengebied aanwezig moet zijn geweest.
In het jaar 16 verging een Romeinse vloot in het waddengebied onderweg van de Eems naar het winterkwartier in de Betuwe. Door een zuidooster storm werd de vloot uit elkaar geslagen. Ook de onbekendheid met het ondiepe wad zal hen parten hebben gespeeld.
Waarschijnlijk zijn ook op Ameland lijken of overlevenden aangespoeld. De toenmalige bewoners zullen verbaasd zijn geweest bij het zien van de vreemd uitgedoste Romeinen.
Op de ondiepe overgang van (eiland)kust naar wad ontwikkelt zich een kwelder- vegetatie. De enorme rijkdom aan voedsel en de vruchtbare grond trekt bewoners naar het kustgebied, zoals duidelijk blijkt uit de vele terpen op het Friese vasteland.
Uit de indicaties van menselijke bewoning in vroege pollenspectra van Vlieland4, Terschelling (360-640 A.D.) en Ameland (na 670 A.D.) uit deze periode blijkt dat ook de eilanden indertijd bewoond zijn geweest.
Onduidelijk is of de bewoning seizoensgebonden of jaarrond is geweest. De mens zal het moeilijk hebben gehad op het eiland door de krappe drinkwatervoorraden en gebrek aan veiligheid. Niettemin: als men zich op het vasteland kon handhaven langs de kust is dit waarschijnlijk ook mogelijk geweest op de eilanden.
Zoals uit recente vondsten op het vasteland blijkt was men in staat om dijken van aanzienlijke omvang aan te leggen rond de hogere delen/terpen. Daarnaast geeft Plinius aan dat de mens naast terpen ook paalwoningen bouwde langs het Waddengebied (deze zijn echter nooit gevonden). Het vasteland kon, net als nu, lopend bereikt worden tijdens laagwater en varend tijdens hoogwater.
Landschapselementen
Zee, Strand, Droge duinen, Kwelder, Wad. De duinen zijn nog overwegend laag (maximaal 6- 7 meter) en worden niet onderhouden.
De kwelders sluiten naadloos aan bij de duinvoet en gaan ook naadloos over in het wad. De overgangen over een grotere lengte bekeken zijn ‘kartelig’. Alles is grotendeels onder invloed van natuurlijke krachten ontwikkeld.
Strandgemeenschap (zie strand t.h.v. paal 6 of 24: Biestarwegras, Zeeraket, Loogkruid)
Droge duingemeenschap Helm, Zandzegge, Duinriet, Zeemelkdistel, Duinzwenkgras. Kweldergemeenschap (zie Hon tegenwoordig).
Grote delen van de eilanden hadden een vrij open (Terschelling) tot zeer open (Ameland) vegetatie met op de duinen duinstruweel. Op Ameland 670-850 A.D.: Kruipwilg, weinig Duindoorn en Struikheide, en enkele Wilgen en Jeneverbes.
Vogels van droge duinen (Stormmeeuw, Scholekster, Wulp, Zilvermeeuw, Bergeend). Vogels van de kwelder (Kokmeeuw, Visdief, Noordse stem, Scholekster, Eidereend).
Geen zoogdieren op Ameland, behalve misschien geïmporteerde weidedieren (net als op het vasteland en Vlieland), zeehonden, waarschijnlijk weinig of geen elanden en herten. Hoewel herten en elanden beiden goede zwemmers zijn, waren zij schaars in het terpengebied.
Granen en Plantago lanceolata geven aan dat er op dit eiland sprake is geweest van prehistorische graanverbouw en veeteelt vanaf 2800 voor heden (BP). Ook in venen van 2370 BP en 1500 BP is de invloed van de mens waar te nemen.
In deze periode neemt de temperatuur toe en de zeespiegel kan wel eens even hoog als nu gestaan hebben. Waarschijnlijk is er kustafslag geweest en ook de Noordzee bracht veel zand naar de kust. Daarmee zijn de duinen opgestoven tot de hoogtes zoals we die nu kennen.
Op Ameland ontstaan drie duinbogen die gescheiden worden door laagvlaktes. Met stormtij steken alleen de duinbogen nog boven water.
De duinen stuiven hoog op en gaan zoetwater vasthouden. Duinvalleien stuiven uit en er ontstaan vochtige valleien waar ook vee kan drinken.
Op de overgang van duin naar kwelder ontstaat een grazige duinrand die geschikt wordt voor landbouw. Rondom deze landbouwgrond worden dijkjes aangelegd.
De kwelders blijven grotendeels natuurlijk, maar de begrazing wordt uitgebreider en de eerste kleine stukjes oeverbescherming verschijnen langs het wad. Kwetsbaar op de kwelder.
De kweldervegetatie ontwikkelt zich ieder jaar opnieuw en werd gebruikt als gezamenlijke weide voor het vee. Waarschijnlijk betrof het zowel schapen als koeien, paarden en geiten.
Een kwelder kan ook tijdens een zomerstormpje deels onder lopen en de vele slenken en prieltjes stromen dagelijks tweemaal vol zeewater. Ook is de bodem langs de slenken erg slikkig. Hierin kan vee vastraken.
Een herder is dan ook nodig om verliezen te voorkomen en vee naar de beste graasplekken te sturen. Nog steeds is de kwelder Nieuwlandsreid tussen Buren en het Oerd een gemeenschappelijke weide waar jaarlijks toezicht wordt gehouden door een herder. Tegenwoordig in moderne kleding en op een motorfiets.
De duinen stuiven nog erg en planten als Helm en Duindoorn varen daar wel bij.
In de natte duinvalleien ontstaat eerst een pioniervegetatie met veel orchideeën en later een kruipwilg-vegetatie die nu ook nog zichtbaar is.
De kweldervegetatie wordt hier en daar door vee kortgegraasd en soorten als Smalle weegbree verschijnen ten gevolge van het grazen.
Naast de huisdieren verschijnt mogelijk de huismuis onbedoeld als eerste zoogdier op Ameland. Mogelijk verschenen de eerste loslopende huiskatten in de duinen.
Ten westen van Nes bevond zich een laagvlakte tussen de duinbogen van Hollum-Ballum en Nes-Buren.
Vanaf het wad drong het zeewater tweemaal daags ver het eiland in door slenken. Deze eindigden pas bij de smalle strandvlakte. Tijdens stormvloed kwam ook het Noordzeewater over het strand binnenstromen en overspoelde de hele laagvlakte.
Tegenwoordig heeft de dijk de slenk afgesneden.
In deze periode ontwikkelt de kust en het eiland zich nog vrijwel natuurlijk.
De slenken op de kwelders en de duingebieden hebben nog grotendeels hun natuurlijke dynamiek. Wel wordt de kwelderrand steeds beter verdedigd.
Stukjes kwelder worden rond de dorpen ingedijkt voor intensieve productie. In de duinen worden enkele valleien ingericht als akkerland.
De eerste landkaarten verschijnen. Sommige zijn correct, sommige zijn sterk vertekend.
In de duinen heeft het Helmgras veel te lijden van begrazing en van menselijk gebruik. Het wordt ‘geschoren’ voor eigen gebruik of voor export. Verstuiving is het gevolg.
Op de kwelders wordt de begrazing intensiever en dat is aan de vegetatie te zien. Het oppervlak akkerland breidt uit en binnen de dijkring ontstaat productief grasland.
In deze periode valt een 0,9°C koudere periode dan de voorafgaande periode. Dit noemt men ook wel de kleine ijstijd (1430/1550 en 1790-/1860). De zomers zijn droog en warm en de winters zijn koud met weinig storm.
De zeespiegelstijging kwam tot staan en daalde misschien zelfs. Langs de kust lijkt weinig afslag plaats te vinden.
Maar aan het eind van deze periode slokt de Waddenzee een groot stuk kwelder op ten zuidoosten van Ballum. In sommige winters vriest de Waddenzee volledig dicht en zijn de eilanden afhankelijk van bevoorrading per slee.
De akkers breiden uit en een aantal plantensoorten als Kamille en Klaproos zullen meegezaaid zijn. Mogelijk verschijnen vogels als Kwartel en Kwartelkoning.
Door de dorpsuitbreiding en akkerbouw zullen vogels als Spreeuw en Huismus verschenen zijn. De konijnen worden in 1672 voor het eerst op Ameland schriftelijk vermeld maar op Schiermonnikoog reeds in 1526. Waarschijnlijk zijn de konijnen ook op Ameland in de 16e eeuw gebracht.
De invloed van de mens op de vorm van het eiland begint een eerste gestalte te krijgen in deze periode. Langs de kwelderrand verdedigt men met rijshout en de zeereep in de duinen wordt zo veel mogelijk bedekt om verstuiving tegen te gaan.
Er worden ordonnantiën uitgevaardigd die bepalen dat men oude daken en wrakhout in de duinen moet plaatsen waar de verstuiving dit het meest vereist. Toch zal dit niet over het gehele eiland gebeurt zijn.
De van nature grillige lijnen van de kust rond Ameland worden steeds meer door de bewoners naar hun hand gezet.
Met name de steeds gedetailleerdere landkaarten maken het mogelijk deze periode nauwkeurig te beschrijven. Vooral in de 20e eeuw legt de bevolking stuifdijken aan tussen de drie duinbogen waardoor het duinlandschap sterk beïnvloed wordt.
Na ongeveer twee kilometer afslag aan de zuidzijde van de Ballumerbocht in vorige eeuwen stopt men dit in 1843 door de aanleg van een stroomleidam.
De westpunt van het eiland erodeert sterk en dit wordt tussen 1947 en 1975 gestopt door aanleg van onderzeese verdedigingswerken.
Sinds 1990 houdt Rijkswaterstaat de kustlijn op haar plaats door suppletiewerken. Deze zandsuppleties passen goed in de dynamiek tussen het eiland en de Waddenzee.
Door menselijk ingrijpen is de oppervlakte cultuurgrond op Ameland sterk gestegen. De kwelders rond de bewoonde delen zijn ingepolderd na dijkaanleg tussen 1915 en 1930. De kustlijn met zeereep is door helmaanplant en zandsuppleties bijna geheel kunstmatig. De duinen zijn deels ontstaan na aanleg van stuifdijken. Het Nieuwlandsreid wordt begraasd en de Hon is nog het meest natuurlijk. Maar ook de ontwikkeling van Oost-Ameland is deels beïnvloed door de vastlegging van west-Ameland.
Aanvankelijk vinden planten als Dotterbloem, Holpijp en zelfs Orchideeën een nieuwe plaats in de hooilanden op de voormalige kwelders. Tegenwoordig zijn de weilanden voor slechts een beperkt aantal grassen geschikt en zijn veel plantensoorten bijna weer verdwenen.
Bomen zijn nieuw en door de mens aangeplant. Braam, Akkerdistel, Brandnetel maar ook bijzondere soorten als Kleine keverorchis gedijen goed.
Door de invloed van de mens op het landschap zijn diverse diersoorten verschenen. Bijvoorbeeld de Blauwe- en de Bruine Kiekendief terwijl de oorspronkelijk aanwezige Grauwe kiekendief verdwenen is. Andere diersoorten zijn al dan niet opzettelijk ingevoerd. Egel, veldmuis, aardmuis, bruine rat, haas en fazant zijn voorbeelden.
Vanaf halverwege de twintigste eeuw is het toerisme op Ameland sterk gegroeid. Het akkerland is in gebruik genomen als camping of wordt steeds intensiever benut voor bungalows, hotels en appartementen-complexen.
Wanneer als gevolg van het broeikaseffect de zeespiegel versneld gaat stijgen, treedt in eerste instantie een verdieping op van de Waddenzee. De stroomsnelheden van zowel de vloed- als de ebstroom nemen hierdoor af. Tijdens vloed zal er dus meer materiaal bezinken, terwijl tijdens eb minder sediment zal worden geërodeerd en uit de Waddenzee zal worden vervoerd. De netto sedimentatie in de Waddenzee neemt toe en zal de zeespiegelstijging bijhouden.
Dit lukt alleen als er voldoende sediment beschikbaar is.
De komende eeuwen mogen we normaal gesproken een netto zeespiegelstijging van 20 cm per eeuw verwachten. Dit resulteert in 1 meter stijging de komende 500 jaar.
Als sombere voorspellingen over het broeikaseffect uitkomen dan stijgt de zeespiegel wellicht 80 cm per eeuw. In dat geval mogen we de komende 500 jaar een stijging van ongeveer 4 meter verwachten.
In het ongunstige geval (4 m in de komende 500 jaar) blijft het bewoonde deel binnen de deltakering in stand. De dijk moet fors worden verhoogd en Rijkswaterstaat moet jaarlijks grote hoeveelheden zand aanvoeren.
De onbedijkte delen (Nieuwlandsreid en Hon) zullen waarschijnlijk verdrinken.
Evenals de Waddenzee. Deze zal veranderen in een ondiepe zee en niet meer droogvallen.